Gepubliceerd op 22 oktober 2019

Verknoopte benadering van stedelijke opgaven rond water, voedsel en energie veelbelovend

Biedt de ‘water-voedsel-energie-nexus’ (wve) een geschikte benadering om grote stedelijke opgaven aan te pakken? Of maakt dit concept het bestuderen van de toch al complexe werkelijkheid nodeloos ingewikkeld? Ruim dertig wetenschappers, beleidsmakers en andere experts probeerden dit op basis van vier gepresenteerde casussen in te schatten. Gedeelde observatie: wetenschappelijk onderzoek kan een belangrijke rol spelen in het overbrengen van de urgentie van een gezamenlijke aanpak van water-, energie- en voedselvraagstukken in de stad. Decision-support systemen zijn daarbij met name waardevol als ze samen met de gebruikers en beslissers ontworpen worden. En: de nexus is niet zozeer een technisch uitdaging, maar ook een sociale en vooral politiek-bestuurlijke opgave.

Joost Damen, afdelingshoofd Water, Groen en Grondzaken van de Provincie Zuid-Holland, heette iedereen welkom. ‘Als provincie houden we ons niet alleen bezig met de vraagstukken van vandaag en morgen, maar ook met die van overmorgen. Daarvoor hebben we vergezichten nodig, die de wetenschap ons kan brengen. We moeten er allereerst voor zorgen dat we de politiek prikkelen en uitdagen om over de integrale benadering van water, voedsel en energie na te denken.’

Verschillende invullingen
Marloes Hoogerbrugge en Barbara Heebels van Platform31 gaven vervolgens een toelichting op kennisinitiatief VerDuS en de zeven internationale onderzoeksprojecten die zich daarbinnen bezighouden met de water-voedsel-energie-nexus (PDF). De projecten hebben een looptijd van drie jaar en zijn nu ongeveer een jaar onderweg. Ze houden zich allemaal op hun eigen manier bezig met het in beeld brengen van de wve-stromen in het stedelijk gebied. De een start daarvoor bij energie, de ander bij voedsel, maar altijd worden de andere stromen erbij meegenomen. Alle projecten zijn interdisciplinair opgezet. Ze kennen vaak een combinatie van een technisch of systemisch en een sociaal of governance-perspectief. In de meeste projecten wordt onderzoek gedaan binnen een urban living lab (ULL) en worden er op basis van de inzichten hieruit decision-support systems ontwikkeld Een belangrijke vraag die opkomt is hoe we ervoor kunnen zorgen dat de ontwikkelde kennis ook doorwerkt in de praktijk en in beleid. Een andere vraag is of de lessen die in een ULL worden ontwikkeld ook op andere plekken bruikbaar zijn.

Barbara heebels en Marloes Hoogerbrugge
  • De zeven SUGI-projecten

    In totaal zijn er zeven internationale projecten binnen VerDuS SURF, die zich met de water-voedsel-energie-nexus bezighouden. Vier ervan presenteerden op de expertmeeting het living lab dat ze bestuderen. Klik door naar de VerDuS-website om meer over de projecten te lezen.

Wees als wetenschap en praktijk complementair aan elkaar
Diederik van Duuren werkt bij de Waterleiding Maatschappij Limburg en is promovendus aan de Universiteit Maastricht (PDF). Hij is actie-onderzoeker en al drie jaar betrokken bij het living lab SUPERLOCAL in Parkstad Limburg. Doel is om zowel bij te dragen aan klimaatadaptatie als aan de vermindering van het gebruik van water en energie, onder andere door het creëren van een gesloten watersysteem. ‘Het lab ligt in de krimpwijk Bleijerheide van Kerkrade. We bouwen er onder andere experimentele woningen uit materialen die al in de wijk aanwezig zijn. We zien het ULL als een plek voor experiment, reflectie en dialoog met alle betrokkenen inclusief ‘Den Haag’. We gebruiken zes verschillende ‘kapitalen’ of typen maatschappelijke waarden als basis. We werken zowel aan technische modellen als aan games. Als actie-onderzoeker merk ik dat onderzoekers en praktijkprofessionals steeds geneigd zijn om hun onderlinge verschillen te benadrukken in plaats van aanvullend op elkaar samen te werken.’

 

Diederik van Duuren

Ontzorg de mensen
Chelsea Kaandorp is promovendus aan de Technische Universiteit Delft en verbonden aan project ENLARGE (PDF). Zij onderzoekt de effecten van de warmtetransitie in Amsterdam op voedsel-, water- en energiestromen – lokaal en op hogere schaalniveaus. Ze brengt de verschillende stromen in tijd en ruimte in kaart en kijkt hoe verschillende transitiestrategieën hier invloed op hebben. Daarnaast gaat haar onderzoek in op de sociale en organisatorische aspecten van de warmtetransitie. Specifiek voor Amsterdam-Noord verkent zij hoe stakeholders en bewoners betrokken kunnen worden bij alternatieve energievoorzieningen en verduurzamingsmaatregelen. ‘Stel dat we massaal restwarmte gaan gebruiken uit datacenters, wat zou dat dan betekenen voor het gebruik van water in de energiesector? Nu wordt twee derde van het water dat wordt opgepompt gebruikt voor deze sector. En hoe zou het zijn als juist alles elektrisch wordt? Een lastige vraag hierbij is op welk niveau we deze vraagstukken precies moeten bespreken en met welke stakeholders?’ Uit de zaal kwam de roep om vooral ook bewoners die minder te besteden hebben hierin mee te nemen. De ontzorging van mensen die om allerlei redenen tegen de energietransitie opzien, is een urgente opgave.

Maak CO2-reductie tastbaar en haalbaar
Nick ten Caat is eveneens promovendus aan de Technische Universiteit Delft en ook actief in Amsterdam. Hij berekent met modellen wat het terugbrengen van voedsel naar de stad kan betekenen voor het omlaag brengen van de CO2-uitstoot. In een rekenkundig experiment in de wijk Kattenburg berekent hij wat het combineren van een varkenshouderij en een kas in een stadsblok oplevert qua voedsel,- water en energiebesparing. ‘Ik heb voor één korte straat uitgerekend hoeveel bos je zou moeten aanplanten om de CO2 te compenseren. Dat bos zou het hele Marineterrein beslaan. Omgerekend zou je voor de hele stad Amsterdam heel Noord-Holland vol moeten zetten met bos. Welke winst zou er te behalen zijn als bijvoorbeeld varkens de voedselresten van buurtbewoners opeten en als zij vervolgens de varkens weer opeten?’ Ten Caat hoopt het huidige denken over CO2-reductie – waarbij onze voedselvoorziening nog nauwelijks wordt meegenomen – te verbreden.

Kijk verder dan alleen naar hergebruik van afval
Rachel Greer van WASTE FEW ULL doet promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en bestudeert hoe je voedsel kunt produceren op een minder verspillende manier. Afval als grondstof is hierbij een mogelijke strategie en deze wordt toegepast in BlueCity, dé circulaire hub in Rotterdam. Welke effecten heeft lokale voedselproductie op water- en energiestromen? Daarnaast verkent ze specifiek voor circulaire catering hoe ondernemers en andere stakeholders beter met elkaar kunnen worden verbonden. ‘Ik richt me op motieven en barrières van verschillende actoren om al dan niet meer circulair te gaan werken. Er zijn vele motieven om dit te doen, zo blijkt, en eigenlijk maar twee echt grote barrières: de houding van het management en wet- en regelgeving. Het begrip ‘circulair’ is trouwens wel een vraagstuk op zich. Want alleen het hergebruik van afval is naar mijn mening wel een erg smalle benadering. We zouden veel groter moeten denken. Ik zou naar een soort ‘ladder’ of stroomschema toe willen. Wat zou daar in moeten en hoe kunnen beleidsmakers daar optimaal gebruik van maken? Wat zijn de voors en tegens van zo’n schema en moeten we niet nog verder kijken dan alleen de wve-nexus?’

Neem de politiek actief mee
Vervolgens reageerden vier experts uit de beleidswereld op de presentaties van de onderzoekers. Dick Koelega, strategisch adviseur bij de ministeries van zowel EZK als LNV: ‘Al dit onderzoek zal beslissers kunnen helpen bij het maken van slimme keuzes. Want de opgaven waar we bijvoorbeeld met klimaatverandering en energietransitie voor staan, hebben allemaal met elkaar te maken. De besluitvorming hierover is door het vele aantal beslissers echter heel complex en dat leidt tot stilstand. Daar maak ik me wel zorgen over. Politiek is gedreven door waarden en belangen en het is niet zo eenvoudig om als onderzoeker hierbij aan te sluiten. Een oplossing kan zijn dat je politici actief meeneemt in je living lab en de dialoog hierover. GLOCULL doet dat naar mijn inzicht heel goed.’

Panel met verschillende beleidsmakers

Het belang van experimenteerruimte
Koen Haer is kwartiermaker en regioadviseur bij het ministerie van BZK en werkt aan de City Deals op onder meer het gebied van klimaatadaptatie en voedsel in de stad. ‘Juist in de City Deals verbinden we verschillende partijen en kunnen we goed aansluiten bij de leefwereld van bewoners. Experimenteerruimte is daarbij heel belangrijk. De uitkomsten hiervan moet je hogerop agenderen tussen steden onderling, tussen ministeries onderling en tussen steden en ministeries. Zorg dat mensen politiek kunnen scoren met oplossingen; dan gaat het echt leven. Maar de praktijk leert ook dat hoe domeinoverstijgender je bezig bent, hoe stroever het gaat.’ Dick Koelega: ‘We hebben allemaal de taak om de problematiek zo concreet mogelijk te maken. Dat kan niet voor iedereen op dezelfde manier, omdat verschillende groepen mensen de problemen op een verschillende manier tegenkomen en ervaren.’

Ontwikkel systemen met de gebruikers zelf
Jeroen van Schaick is ruimtelijk toekomstverkenner bij de provincie Zuid-Holland. ‘Ik denk dat we eye-openers nodig hebben. Het kan een getal zijn – zoals die bosarealen van Nick ten Caat of de berekeningen die Chelsea gaat maken. Ik denk dat dit soort tot de verbeelding sprekende inzichten belangrijker zijn dan decision support systems, die door verschillende onderzoeksprojecten worden gemaakt. Wat ik lastig vind, is de ‘beleidsconcurrentie’ waarmee we in de politieke praktijk te maken hebben. Men denkt nu ‘we moeten snel heel veel woningen bouwen en als er ergens in de inrichting van de ruimte iets misgaat, dan repareren we dat later wel.’ Datgene wat snel moet, krijgt dan voorrang. Kunnen wetenschappers in dit debat iets betekenen? Kunnen de besluitvorming systemen hier een bijdrage aan leveren en voor wie en wanneer in het proces dan? Het lijkt mij belangrijk om die systemen te ontwikkelen met de beoogde gebruikers zelf.’

Spreek mensen aan op verschillende behoeften en waarden
Tom Voorma is projectleider stadslandbouw van de gemeente Den Haag. ‘Stadslandbouw is bij ons een onderdeel van de totale voedselstrategie. Niet dat je met stadslandbouw de hele bevolking van eten kunt voorzien, maar het helpt wel bij bewustwording rond verduurzaming en brengt mensen samen in de stad. We weten dat mensen vooral gemotiveerd raken om duurzaam te handelen omdat ze daartoe intrinsiek gemotiveerd zijn en ook vanwege de sociale component. Een tuin is een laagdrempelige plek in een buurt om elkaar te ontmoeten en je thuis te voelen in je straat. Als we hier nu op kleine schaal en spelenderwijs ervaring mee opdoen, gaan mensen vanzelf meer openstaan voor nieuwe benaderingen in de toekomst. Dat we de wve-nexus daarbij inzetten, is juist goed, omdat mensen vanuit verschillende waarden en motieven meedoen: de een meer vanwege water, de ander meer vanwege energie of voedsel.’

Iedereen in hetzelfde schuitje
Koelega: ‘Er zit ook nog een economische kant aan, want we hebben innovaties nodig die door het bedrijfsleven moeten worden ontwikkeld. Ik noem maar een geluidsarme, kleine warmtepomp voor in huis.’ Vanuit de zaal vroeg een ondernemer hoe de overheid dit soort innovaties kan stimuleren. Voorma: ‘Door mensen met de juiste ambtenaren of andere experts in contact te brengen, bijvoorbeeld. In Den Haag hebben we daar een loket voor in de vorm van het Haagse Innovatieteam.’ Partijen moeten sowieso meer open in gesprek met elkaar, want ze zijn allemaal zoekend en zitten in hetzelfde schuitje, aldus Koelega.

Van nexus-thinking naar nexus-doing
De zaal stemde vervolgens over drie vragen via de mobiele telefoon en discussieerde over de uitkomsten. Zo bleek een grote meerderheid te vinden dat ULL’s een goede manier zijn om stakeholders te betrekken. Maar er waren ook een paar mensen die de labs vooral een hype vonden of oude wijn in nieuwe zakken, want het stedelijke experiment bestaat immers al langer. Opgemerkt werd dat eigenaarschap, doel en deelnemers belangrijke elementen zijn – ook met het oog op voortzetting van de nieuwe praktijk na het experiment.
Verder was de zaal het er redelijk over eens dat er nog te weinig urgentie wordt gevoeld om met de nexus aan de slag te gaan. Chelsea Kaandorp: ‘We starten met ‘nexus-thinking’ en op een gegeven moment gaan we over naar ‘nexus-doing’. De vraag is wel wanneer.’ Daarnaast gaven de deelnemers aan dat het verbinden van de verschillende schaalniveaus een belangrijke opgave is en dat bewoners maar ook het bedrijfsleven hierbij een cruciale rol spelen. Koelega: ‘We gaan van een verzorgingsstaat naar een zorgen-dat-staat en dat betekent dat mensen veel meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en dit in de praktijk ook steeds meer doen.’ Ook vond een overgrote meerderheid dat we vooral goed zicht nodig hebben op het samenspel van de stakeholders. Edo Abraham van ENLARGE benadrukte dat ook kennis uit living labs en decision support systems belangrijk zijn. Uit de zaal kwam bijval: in decision support systems zou de systeemdynamiek tussen de actoren al ingebakken moeten zitten.

Wie zijn de nexus-eigenaars?
Afsluitende woorden waren er van Barbara Heebels en Jeroen van Schaik. Heebels: ‘Wat blijft hangen is dat we in elk geval moeten starten met nexus-thinking en het opkrikken van het bewustzijn en de urgentie. Ook het belang van actie-onderzoek met de stakeholders zelf is goed naar voren gekomen.’ Van Schaik: Voor de Toekomstverkenning in Zuid-Holland is het heel goed om ons te realiseren dat we hier niet zozeer met een technische opgave als wel met een sociale opgave te maken hebben. We moeten het met de huidige inwoners – en de toekomstige, natuurlijk – doen. Wie voelen zich nu precies eigenaar van de nexus? Het zou mooi zijn als we die eigenaren kunnen identificeren in de nabije toekomst.’ Aansluitend werd er nog lang met elkaar doorgepraat tijdens de lunch.