Gepubliceerd op 13 april 2021

Wat bereiken we met ‘micromobiliteit’?

Steden moeten bereikbaar en inclusief blijven, maar dan wel met minder autogebruik vanwege de duurzaamheid, de luchtkwaliteit en de veiligheid. Deelfietsen, deelscooters en deelstepjes – ook wel bekend onder de term ‘micromobilities’ – kunnen hierin een rol spelen. Maar het is nog onduidelijk wat de effecten hiervan zullen zijn op die felbegeerde duurzaamheid, luchtkwaliteit en veiligheid. Het project ‘COmpeting and COmplementary MObility solutions in urban contexts’ (COCOMO) draait om de effecten van micromobiliteit en de duurzame en inclusieve implementatie ervan.

Dick Ettema is is hoogleraar Urban Accessibility and Social Inclusion bij het departement Human Geography and Spatial Planning aan de Universiteit Utrecht. Hij is ook directeur van het onderzoeksprogramma Urban Futures. Hij is projectleider van het Europese project COCOMO, waarin universiteiten en gemeenten uit Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk samenwerken. In Nederland werken de onderzoekers samen met de gemeente Utrecht en onder meer deelfietsaanbieder Donkey Republic, CROW-KPVV en Koninklijk Vervoer Nederland. Andere partners zijn micromobiliteitaanbieders Bondi, Lime en belangengroepen Sustrans, CASE en Living Streets.

Welk gedrag wordt vervangen?
Ettema: ‘Al die nieuwe ‘micro-vormen’ van delen – fietsen, scooters, stepjes – klinken veelbelovend. Als mensen door het gebruik van deze middelen de auto vaker zouden laten staan of zelfs weg zouden doen, dan draagt micromobiliteit inderdaad bij aan duurzaamheid in de stad. Maar wat ook goed kan, is dat mensen niet de auto, maar de fiets laten staan of minder gaan lopen. Wij gaan onderzoeken hoe het nu precies zit. We doen dat met behulp van enquêtes, interviews, focusgroepen en observaties via drones.’

Bereikbaarheid voor wie?
Een andere vraag is voor wie de micromobiliteit tot een verbeterde bereikbaarheid leidt. Ettema: ‘Er zijn misschien mensen die baat zouden kunnen hebben bij dit soort nieuwe vervoersmiddelen, maar deze om wat voor redenen dan ook in de praktijk niet kunnen gebruiken. Mogelijk neemt de bereikbaarheid van bestemmingen vooral toe voor mensen die toch al geen probleem hadden om ergens te komen. Voor hun is het dan een zoveelste extra keus, terwijl de mensen die een optie erbij goed zouden kunnen gebruiken die optie feitelijk niet krijgen.’

Steden leefbaarder maken
Het derde onderwerp is de vraag naar de effecten op de openbare ruimte. Ettema: ‘Het hangt er nogal van af waar de deelvervoersmiddelen allemaal terecht komen. Staan ze netjes in rekken en waar dan precies? Of gaan ze vrijelijk door de ruimte zwerven? Hoe gaan mensen ermee om: worden ze netjes op een rijtje gezet of maar lukraak neergekwakt?’

De onderzoekers zullen aan de hand van hun bevindingen in co-creatie met verschillende betrokken partijen komen tot een visie op hoe micromobiliteit wel duurzaam en inclusief kan worden geïmplementeerd in steden. Ettema: ‘Steden kunnen hiervan profiteren bij de ontwikkeling van beleid op dit nieuwe terrein. Mobiliteitsaanbieders kunnen hun business case beter aanpassen aan de wensen van stedelijke bestuurders.’

Naast COCOMO is Ettema ook betrokken bij ITEM, een ander project dat gehonoreerd werd in het kader van de ENUAC-call. ‘Het zijn beide erg mooie projecten, waar veel enthousiasme in zit, omdat ze zowel heel actueel en relevant zijn, maar ook aanleiding geven tot wetenschappelijke en theoretische vernieuwing.’