Melika Levelt (HvA) vertelt over haar rol in het VerDuS-SURF-project R-LINK over bottom-up-initiatieven van burgers in steden.
-
Impressie workshop Dilemma's bij samenwerking in consortia, ervaringen uit Smart Urban Regions of the Future (VerDuS-SURF)
Hogeschool is schakel tussen praktijk, onderwijs en wetenschap
Als hogeschool samenwerken met universiteiten in een groot onderzoeksproject: waar loop je tegenaan? Zorg in elk geval dat je je werkpakketten mengt met die van de universiteiten en doe waar je goed in bent: de schakel zijn tussen wetenschap en praktijk. Dat waren belangrijke gemene delers in de ervaringen en lessen van hogeschoolonderzoekers in de vijf grote VerDuS SURF-projecten. Ze deelden hun inzichten tijdens de deelsessie ‘dilemma’s bij samenwerking in consortia, ervaringen uit Smart Urban Regions of the Future’ tijdens het SIA-congres op 14 november 2019.
In de workshop ging Marcus van Leeuwen (Regieorgaan SIA en VerDuS) aan de hand van vijf VerDuS-SURF projecten met hogescholen het gesprek aan over de voor- en nadelen van werken in brede consortia. De betreffende projecten liepen in 2019 af en waren grotendeels succesvol in de samenwerking met universiteiten en grote steden. Hoe kan die samenwerking nog verder verbeterd worden? Hoe kunnen subsidieprogramma’s beter worden ingericht om consortia te faciliteren? Sprekers waren Melika Levelt (HvA), Els van der Pool (HAN), Robert van den Hoed (HvA) en Friso de Vor (Windesheim). Ook Reanne Boersma (Hogeschool Rotterdam en TUD) was aanwezig, waarmee een goed zicht ontstond op de VerDuS SURF-brede ervaringen. De gepresenteerde onderzoeksprojecten varieerden van fietsinnovaties tot bottom-up-initiatieven in de stad, mobility as a service, prikkels voor een duurzamere mobiliteit en de impact van de introductie van automatische voertuigen.
In de pitches van de hogeschool-onderzoekers en het debat met de zaal kwamen de volgende zaken naar voren.
- Hogescholen worden in consortia met universiteiten vaak gevraagd om bijvoorbeeld living labs te monitoren; ze staan dichterbij de praktijk dan universiteiten en kunnen vaak flexibeler inspelen op vragen van die praktijk. Soms blijkt dan bijvoorbeeld een vorm van actieonderzoek veel nuttiger te zijn dan alleen vanaf de zijlijn observeren wat er gebeurt. Je kunt dan ook meer meesturen met wat er in het living lab gebeurt.
- In de verschillende VerDuS SURF-projecten was het lastig om living labs te combineren met het meer traditionele wetenschappelijke onderzoek langs de lijnen van PhD-projecten door de universiteiten. Voor de promotieonderzoeken waren de living labs soms wat meer bijzaak. Ook liep de timing uiteen. De praktijk ging soms sneller dan het theoretisch onderzoek en soms duurde het juist (te) lang voor er een living lab daadwerkelijk van de grond kwam. Voor hogescholen is het nauwgezet volgen van living labs juist vaak de hoofdzaak.
- Hogescholen blijken vaak goed in staat om producten op te leveren die in het onderwijs en de praktijk kunnen worden gebruikt. Ook blijkt het mogelijk om tientallen of zelfs honderden studenten bij een onderzoeksproject in te schakelen en te laten profiteren van de opbrengst.
- Naast uiteenlopende planningen, focus en typen eindproducten, zijn ook taal (Hogeschool meer Nederlands, universiteiten meer Engels) een verschil tussen de werkwijzen van Hogeschool en universiteit.
- In een enkel geval stond het Hogeschool-deel van het onderzoeksproject behoorlijk los van de universitaire delen. Dit had ook te maken met een sterkere gerichtheid op de praktijkpartijen en het directer willen en kunnen inspelen op de behoeften die daar lagen. Jammer is wel dat in deze gevallen te weinig gebruik is gemaakt van elkaars expertises in het onderzoeksconsortium. De onderzoekers werkten in dit geval behoorlijk geïsoleerd van elkaar.
- De hogeschool kan in een gemengd consortium een belangrijke rol spelen in het gevoed houden van de praktijkpartners. Hogescholen durven misschien wel wat sneller en gemakkelijker advies te geven dan universiteiten, die alles tot op het laatste cijfer achter de komma willen uitzoeken.
- De samenwerking tussen hogescholen en universiteiten kan zeker meerwaarde hebben, mits de samenwerking zo geregeld is dat je op een gelijkwaardige manier gebruik maakt van elkaars expertises en sterke kanten. Het hogeschool-onderdeel moet in elk geval een integraal onderdeel zijn en geen aparte paragraaf in het onderzoeksvoorstel.
- Wat tijdens het onderzoek helpt: een postdoc die integrerend kan werken dwars door alle werkpakketten heen en een procesmanager die veel kan betekenen in het bij elkaar houden van het consortium en de contacten met de praktijkpartners. Zorg er ook voor dat onderzoekers daadwerkelijk samenkomen en kennis nemen van elkaars deelprojecten, literatuur en werkterrein.
- Als het niet mogelijk is om alle relevante praktijkpartijen in je consortium op te nemen, richt dan een community of research and practice of learning community op waarin je een paar maal per jaar wel met alle partijen samenkomt om kennis te delen. Zie: www.fietscommunity.nl.
- Onderscheid ook verschillende rollen die praktijkpartijen kunnen spelen: sommige partijen wil je ‘meesturend’ erbij hebben, andere zijn vooral van belang als klankbord of pas relevant in het stadium van implementatie van de inzichten.
- Richt je met elkaar op wat kán en doe dat met de mensen die er daadwerkelijk de energie voor hebben. Vraag niet wie je waarvoor nodig hebt, maar wie er wat met wie wil.
- Organiseer tijdens je project een aantal workshops en doe dat steeds bij andere partners op locatie. Vraag hen om de workshop in te vullen zoals zij dat willen zodat elke workshop voor weer andere mensen relevant is.
- Houd jaarlijkse een groot open event en vul dat tussendoor aan met bijvoorbeeld twee consortiumbijeenkomsten. Ga ook ‘on tour’ als onderzoekers bij de praktijkpartners. Blijf je afvragen wat je voor elkaar kunt betekenen.
- Het is belangrijk dat NWO en Regieorgaan SIA matchmakingsbijeenkomsten organiseren, zodat men niet altijd weer automatisch bij de bekende partners uitkomt, als er onderzoeksvoorstellen worden geschreven.
- Hogescholen kunnen hoofdaanvrager van grote projecten zijn, maar willen dat niet altijd en richten zich soms liever vooral op het deel van project dat dicht bij de praktijk ligt. De onderzoeksprogramma’s zijn ook niet geschreven op de sterke kanten van hogescholen (teveel gericht op wetenschappelijke track records). De link met de praktijk en vraagarticulatie: dat is waar ze goed in zijn, en wat enorm door de praktijk wordt gewaardeerd.