Een ‘object’ dat tot ieders verbeelding spreekt, kan een krachtig instrument zijn in de communicatie tijdens ruimtelijke planprocessen, zo blijkt uit onderzoek van het project Urban conflicts and research by design: Practical wisdom for sustainable cities (UP-WISE).
Amsterdam lijkt een welhaast magische aantrekkingskracht te hebben op mensen. Zoveel mensen willen er wonen dat er soms alleen nog maar plaats lijkt te zijn voor de super rijken. Bestuurders vinden dat terechte en kwalijke zaak en zoeken naar oplossingen. Wat nou als er in de hoogte gebouwd wordt, of als álle hoeken en gaten van de stad worden benut. Aan de randen is het immers vrij leeg, nietwaar? Maar die randen zijn voor andere mensen juist het mídden van hun leefomgeving. Een plek waar ze voor zorgen, een plek die ze delen met bomen, planten, vogels en koeien. Met toeristen op fietsen en recreanten uit de stad. Het is de plek waar ze aan de toekomst bouwen, alleen niet met steen.
Onderzoekers van Wageningen UR hebben gekeken hoe de groene randen van de stad Amsterdam zich roeren in het verdichtingsvraagstuk. Het gaat om gebieden waar zich heel diverse belangen concentreren, en waar uiteenlopende toekomstbeelden circuleren. De communicatie over die toekomstbeelden is cruciaal, omdat de ambitie is om die gebieden democratisch en participatief vorm te geven. Iedere visie heeft echter zijn eigen ontwerptaal en abstractieniveau, dat wil zeggen, iedereen gebruikt andere middelen om uitdrukkingen te geven aan zijn toekomstbeeld. Onderzocht is wat de rol van objecten is in de communicatie over deze gebieden en toekomstbeelden, en of objecten een gemeenplaats kunnen bieden voor de verschillende ontwerptalen.
Marlen Buizer, projectleider: ‘Een object dat tot ieders verbeelding spreekt, een krachtig instrument kan zijn in de communicatie. Een voorbeeld hiervan is de ‘algentrofee’, die van doorslaggevende waarde was in de onderhandeling over de aanschaf van een waterfilter, waarvoor financiële support verworven moest worden. Toch zijn objecten niet per definitie niveau-overstijgend en verbindend. Terwijl een plankaart van de gemeente of een artistieke gebiedsimpressie binnen de eigen groep belangrijk kunnen zijn voor ideeënvorming, spreken deze objecten niet dezelfde taal, wat interactie tussen de groepen lastig maakt. Daarnaast constateerden we een duidelijke ongelijkheid tussen objecten. In de context van gebiedsontwikkeling op Amsterdamse schaal, doet de plankaart van de gemeente er méér toe dan de gebiedsimpressie van een lokale artiest. Terwijl de gebiedsimpressie van de lokale artiest vaak méér recht doet aan wat er op lokaal niveau speelt, dan de plankaart van de gemeente. Het viel op dat lokale actoren zich in hun uitingen proberen te conformeren aan het abstractieniveau van projectontwikkelaars en de overheid. Zij gingen zichzelf op formelere wijze organiseren – kerngroep, coöperatie – en gingen een ander type producten produceren, zoals notulen, statuten en concepten – Het Antropocene Bos, De Regeneratieve Ontwikkelingszone.’
De druk op de gebieden, vanuit de wens om de stad te verdichten, dwingt alle betrokkenen om hun toekomstbeelden te uiten op een manier die ‘gehoord’ wordt, stellen de onderzoekers. Buizer: ‘Gezien de ongelijkheid tussen objecten, leidt dit ertoe dat lokale partijen hun uitingen steeds meer formaliseren, waarmee er als gevolg steeds minder tijd en aandacht gegeven wordt aan alternatieve en kunstzinnige uitingen. Hoe meer er gekozen wordt voor eenzelfde, formele manier van ontwerpen, hoe eenvormiger het landschap zal worden. Informele plekken veranderen noodgedwongen in formele plekken. Een verlies voor Amsterdam, stad van diversiteit en creativiteit. Daarom is het belangrijk om de triggers van deze processen te begrijpen, en om de democratische potentie van alternatieve en kunstzinnige ontwerptalen via onderzoek verder te verkennen en te promoten.’
Meer informatie op de projectpagina.