Het bieden van een plek voor stadslandbouw in de stad kan veel voordelen opleveren. Onderzoekers van het M-NEX-project doen onderzoek naar de effecten van stadslandbouw op water,- energie, en voedselstromen. Zij willen aan de hand van CO2-berekeningen laten zien welke kansen stadslandbouw kan bieden. Nick ten Caat, PhD-onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft, geeft een toelichting op M-NEX.
Wat wordt er in het M-NEX project onderzocht?
M-Nex staat voor Moveable Nexus, waarin je “moveable” in dit onderzoek kunt interpreteren als generiek: we ontwikkelen door middel van een serie uiteenlopende living labs een wereldwijd toepasbare methode om landbouw te integreren in de stad. We onderzoeken de effecten van stadslandbouw door het berekenen van de zogenaamde ‘Food-Energy-Water’ (FEW) CO2-voetafdruk, zowel voor als na een stedelijke interventie. In het berekenen van voetafdrukken wordt er nu vooral gekeken naar het gebruik van thermische en elektrische energie. We willen de bestaande modellen uitbreiden met de consumptie van voedsel, water en de productie van afval. Voedselproductie toevoegen aan een stedelijke omgeving heeft een impact op de bestaande water-, energie-, afval- en nutriënten stromen, zowel positief als negatief.
Hoe onderzoeken jullie de effecten van stadslandbouw precies?
In dit onderzoeksproject maken we onder andere gebruik van twee theoretische casussen. Voor deze casussen brengen we de voedsel-energie-water-stromen in kaart en verbinden we deze met elkaar. We maken hierbij gebruik van bestaande kennis en optimaliseren de modellen met nieuwe inzichten die uit de casussen naar voren komen. Op deze manier proberen we de effecten van stadslandbouw in kaart te brengen en berekenen we hoeveel CO2-winst er geboekt zou kunnen worden door de lokale productie van voedsel. Voedsel wordt nu vaak over lange afstanden vervoerd waardoor er veel CO2 wordt uitgestoten. Met kortere voedselketens en door gebruik te maken van lokale bronnen kan de uitstoot flink verlaagd worden.
Kun je een voorbeeld van een casus noemen?
Een van de casussen die we nu verkennen is het terugbrengen van varkensproductie naar de stad. We gebruiken voor deze exploratieve studie de Amsterdamse wijk Kattenburg als urban living lab. Voor deze wijk met ongeveer 1800 inwoners hebben we berekend hoeveel biologisch afval de inwoners genereren dat geschikt is voor varkensvoer en hoeveel varkens hiervan kunnen leven. Daarnaast berekenen we hoeveel energie de varkens opleveren door hun mest om te vormen naar groen gas. Daarbij houden we er rekening mee dat het energie kost om het water te reinigen dat door de varkens wordt vervuild. Ook hebben we berekend hoeveel varkensvlees er nu lokaal geconsumeerd wordt en hoeveel CO2-winst het oplevert als we zoveel mogelijk van dit vlees vervangen door lokaal varkensvlees.
En de andere casus?
In onze andere casus onderzoeken we wat de effecten zijn als er een kas op het dak van een portiekflat wordt gezet. We onderzoeken in hoeverre de woningen gebruik kunnen maken van de overtollige warmte van de kas. We maken hierbij gebruik van bestaande rekenkundige modellen die we specificeren naar onze casus. Ook hebben we gekeken wat de effecten op de CO2-uitstoot zouden zijn als de kas gebruik zou maken van de restwarmte van de koelinstallaties van een nabijgelegen supermarkt. Door op deze microschaal lokale energienetten te creëren kan er op een duurzame manier warmte afgevangen en gedeeld worden met nabijgelegen gebouwen.
Wat proberen jullie te bereiken met zulke theoretische casussen?
Met deze casussen proberen we vooral om de dialoog op gang te brengen en bewustwording te creëren. Veel gemeenten zijn momenteel druk bezig om van het gas af te gaan en om woonwijken te elektrificeren, maar zij hebben weinig oog voor de kansen die stadslandbouw biedt. Met dit onderzoek willen we dit scherper op het netvlies krijgen. Beide casussen kunnen voorlopig niet in de praktijk geïmplementeerd worden, omdat het vergunningtechnisch niet haalbaar is – een kas op een dak in Amsterdam – of omdat het tegen Europese regels in gaat – varkens in de stad. Stedelijke varkensproductie is controversieel en komt met talloze wettelijke haken en ogen. Voor steden in andere landen is de kennis mogelijk wel direct toepasbaar en op deze manier kunnen we ervoor zorgen dat stedelijke gemeenschappen minder kwetsbaar zijn.
Hoe bedoel je dit precies?
Neem nou Belfast en Detroit, twee steden in het M-NEX-project. Beide steden hebben te maken met een turbulente geschiedenis, vertonen segregatie op basis van religieuze of raciale motieven en hebben te kampen met armoede. Helaas gaan armoede en een slecht dieet vaak samen met alle gevolgen van dien. We noemen deze steden dan ook wel food deserts. De inzichten, kennis en innovaties over het lokaal produceren van gezond, vers en betaalbaar voedsel zijn zeer waardevol voor zulke steden. In totaal worden in zes steden (Amsterdam, Belfast, Detroit, Doha (Qatar), Sydney en Tokyo) aan de hand van urban living labs onderzoek gedaan naar de effecten van stedelijke interventies.
Betrekken jullie stedelijke gemeenschappen ook bij het onderzoek?
Ja, in een deel van het onderzoek draait het om het actief betrekken van de lokale gemeenschap. Bijvoorbeeld door de sociale aspecten van stadslandbouw in kaart te brengen. Zo kan een stadstuin positief bijdragen aan de sociale cohesie in een wijk en kan het mogelijkheden bieden voor mensen met een afstand op de arbeidsmarkt. Daarnaast staat het ontwerp van de interventies en innovaties centraal. Op deze manier kunnen de ontwerpen worden overgenomen in de (toekomst)plannen van steden.
Wat kunnen beleidsmakers straks met de onderzoeksresultaten?
Op basis van het onderzoek in de zes steden ontwikkelen we een besluitvormingstool die beleidsmakers kunnen gebruiken om de FEW-voetafdruk van woonwijken te berekenen. Voor ons is het de uitdaging om een tool te ontwikkelen die eenvoudig in gebruik is, maar gelijktijdig de complexiteit van alle stromen in een gebied op een correcte manier weergeeft. Beleidsmakers kunnen de besluitvormingstool invullen op basis van het verbruik van inwoners in een bepaalde wijk. Vervolgens kunnen zij berekenen hoeveel CO2-winst geboekt kan worden met verschillende vormen van stadslandbouw of urban farming. Beleidsmakers kunnen hierbij geïnspireerd worden door de stedelijke ontwerpen die dit onderzoek oplevert.
Meer informatie
M-NEX maakt onderdeel uit van de call Sustainable Global Initiative (SUGI) Food-Water-Energy Nexus van JPI Urban Europe. De Nederlandse onderdelen hiervan maken deel uit van VerDuS SURF.