Gepubliceerd op 21 januari 2021

Vragen rond energietransitie op wijkniveau in beeld

Op 11 januari kwamen ruim dertig gemeentelijke projectleiders en onderzoekers van hogescholen en universiteiten online samen rond het thema energietransitie op wijkniveau. Aanleiding was het programma Positive Energy Districts /Positive Energy Neighbourhoods van JPI Urban Europe, waaraan Nederland via het ministerie van BZK deelneemt. In de zomer van 2021 wordt er naar verwachting een call gepubliceerd waarvoor onderzoekers samen met gemeenten voorstellen kunnen indienen. De deelnemers aan de kennisdialoog wisselden uit welke kennisvragen er liggen – vooral ook als het gaat om het aanpakken ervan in Europese context. De onderzoekers gaven aan met welke expertise zij kunnen bijdragen.

De kennisdialoog was een initiatief van het ministerie van BZK, RVO en Regieorgaan SIA in samenwerking met VerDuS. De casuïstiek uit zes gemeenten, verspreid over het land, stond centraal.

Fysiek en sociaal koppelen
De gemeente Arnhem wil de energietransitie aanpakken als katalysator voor onder meer sociale verandering in de wijken. Hans Ammers: ‘We koppelen ‘voor en achter de voordeur’ de opgaven van de energietransitie aan andere fysieke en sociale opgaven als armoede, schulddienstverlening, gezondheid en werk of juist werkeloosheid. Zo hopen en verwachten we dat de energietransitie meer wordt gezien als een kans dan een bedreiging door bewoners. Deze moet hen ook iets positiefs brengen. Bij de inspanningen in de wijken gaat het om tientallen miljoenen. Als we daarbij de fysieke opgaven rondom woningbouw en de Woondeal optellen wordt het nog meer. In alle gevallen levert dit veel werk op en daarmee kansen om inwoners passend werk aan te bieden. Dan gaat het niet alleen om werk in de verduurzamingsprojecten, maar ook in de ondersteuning achter de voordeur zoals vanuit energiearmoede.’

Ammers: ‘Onze vraag is onder meer welke rollen de verschillende betrokken partijen op zich zouden moeten nemen: de gemeente als lokale regisseur van de energietransitie, de professionele partners zoals de woningcorporaties, netwerkbeheerder en de betrokken bewoners.’ Hij kijkt positief terug op de kennisdialoog: ‘Duidelijk is dat onze opgave en benadering worden herkend. Daarin ziet iedereen grote kansen – zeker in deze coronatijd. De deelnemers zagen ook dat het, om die koppeling voor elkaar te krijgen, heel belangrijk is om te komen tot uitwisseling van kennis en ervaringen. Want op papier is het mooi, maar hoe doe je dat? En hoe leer je van wat je met je partners in de wijken doet? Een duidelijke kennisvraag richting internationale samenwerking is ook wat voor verschillende mogelijkheden er zijn om de bewoners te bereiken.’

De schaarse ondergrond
De gemeente Utrecht kwam met een heel andere opgave. Paula Schulze, Anna van der Enden en Roel Massink: ‘In het kader van de energietransitie moeten nieuwe, duurzame elektriciteits- en warmtebronnen worden ontsloten. De energie-infrastructuur voor het transport van de opgewekte energie naar de afnemers legt een grote ruimteclaim boven- en ondergronds: meer dan 1000 trafohuisjes en 5000 km laag-/middenspanningsnetwerk. Deze infra moet slim worden ingepast in de bestaande stad. Als de opgave alleen wordt benaderd vanuit een sectorale en technische invalshoek is deze niet goed oplosbaar. De inpassing van de nieuwe infrastructuur in de bestaande stad vraagt om een systematische aanpak in het samenspel met andere opgaven zoals klimaatadaptatie en vergroening. Een van de aspecten hierbij is de beschikbaarheid van ondergrondse ruimte voor de benodigde infrastructuur. Deze ruimte is namelijk schaars.’

Vraagstukken waar de gemeente Utrecht mee worstelt, zijn zowel technisch als organisatorisch van aard: hoe krijg je overzicht, welke slimme oplossingen zijn inzetbaar en wie moet wat doen met welke capaciteit en middelen? Massink, Schulze en Van der Enden waren blij met de inbreng van de onderzoekers die hun blik op de problematiek verbreedde. Marcus van Leeuwen (Regieorgaan SIA): ‘Duidelijk werd dat ook bij de (her)inrichting van de ondergrondse infrastructuur de bewoners tijdig betrokken moeten worden. De keuzes die je als gemeente maakt, hebben invloed op (nieuwe) opties die je kunt bieden, of die toegankelijk zijn voor bewoners nu en in de toekomst. Bepaalde alternatieven blijken later minder goed mogelijk te zijn, of alleen tegen hoge meerkosten. Een ander punt was om ook de gemeentelijke organisatie en externe stakeholders (zoals nutsbedrijven) integraal te betrekken bij de opgave en dus niet alleen de meest voor de hand liggende afdelingen. Het is belangrijk om een gemeentebreed, open traject in te gaan om te kijken naar de verschillende opgaven en problemen en iedereen mee te nemen. Bouw ook reflectie in zodat leermomenten kunnen bijdragen aan het traject. Betrek trouwens ook ontwerpers, want zij hebben een andere manier van kijken die waardevol is voor het proces.’ Tot slot kwam er nog een heel ander aspect van de bodem langs in de dialoog: bomen met hun wortelstelsels. Een kennisvraag daarbij is hoeveel energiebesparing de aanplant van bomen oplevert. Door de schaduwwerking is zomers minder airconditioning nodig, waardoor in de zomer misschien wel genoeg energie kan worden opgewekt met alleen zonnepanelen. Dit werd als een interessant punt om verder onderzoek naar te doen opgenomen.

Warmtetransitie met verschillende typen bewoners
De gemeente Leidenschendam-Voorburg heeft in het voorjaar van 2020 een Visie- en Uitgangspuntennotitie Lokale Energie Strategie vastgesteld, waar de Warmtetransitievisie onderdeel van is. Esmeralda van Tuinen: ‘We willen aan de slag om van het aardgas af te gaan in de wijken. Bij ons speelt dat veel woningen in bezit zijn bij Verenigingen van Eigenaren, zowel kleine als grote. Verder zijn er veel verschillende bouwtypes en bouwjaren, redelijk wat monumenten, hoge dichtheid, maar ook lage dichtheid in een dorpskern met buitengebied. Een aantal welgestelde wijken, en een paar wijken met sociale woningbouw met leefbaarheids- en sociale issues. Onder inwoners is veel bereidheid om hun woning te verduurzamen, maar de motivatie hiervoor verschilt per type inwoner. In de wijk-voor-wijk-aanpak zullen we een methodiek moeten vinden die voor alle doelgroepen de beweging brengt die nodig is. Daar liggen dus ook onze kennisvragen aan de wetenschap.’

Uit de kennisdialoog zijn veel bruikbare reacties gekomen, vertelt Van Tuinen. ‘Naast verwijzingen naar bestaand onderzoek dat ons gaat helpen haal ik twee belangrijke conclusies uit het gesprek. Ten eerste dat we ook aandacht moeten hebben voor de doelen van de onderwijsinstelling: een integrale aanpak gaat daar zeker bij helpen. En ten tweede dat we bij de datagestuurde methodiek ook de planningscyclus zouden moeten toepassen: van besluitvorming, implementatie, reflectie naar aanpassen aan de geleerde lessen’. Joram Snijders (ministerie van BZK) vult aan: ‘Zowel gemeente als onderzoekers hebben specifieke kennisvragen. Het is zaak om die bij elkaar te brengen en niet het wiel opnieuw uit te vinden.’

Draagvlak voor windenergie
De gemeente Groningen is bezig met onder meer de vraag rond het draagvlak voor windenergie, waarnaar al veel onderzoek is gedaan. Jasper Tonen: ‘Er ligt een ambitie voor 36 MW wind – grofweg 12 molens van 3MW. Dit is onderdeel van de totale opgave om CO2-neutraal te kunnen worden in 2035. Er zijn vele participatiemomenten geweest om gezamenlijk met de burgers te kijken welke locaties mogelijk geschikt en onder welke condities. Hieruit zijn tweetal potentiële locaties uit naar voren gekomen. Het proces is zorgvuldig gevolgd, wat ook wordt gewaardeerd door de bewoners. Maar er is er nog altijd veel weerstand.’

Aline Fissette (ministerie BZK) vult aan: ‘Er is nog veel te leren over wie – tot hoever in de omtrek van een windmolen – betrokken moeten worden in het proces en hoe dan precies. Het Groningse onderzoek wijst niet uit dat financiële compensatie bijdraagt aan meer acceptatie. In Kopenhagen lijkt dit juist wel te werken; wat verklaart deze verschillen? En wat zijn de werkelijke redenen waarom windenergie wel of niet geaccepteerd wordt? Zijn er hierin verschillen tussen bevolkingsgroepen? Een hoofdvraag zou kunnen zijn: welke factoren verklaren de verschillen tussen regio’s en bevolkingsgroepen in draagvlak en acceptatie van windenergie?’ Tonen: ‘Het lijkt me ook belangrijk om een generieke methode te ontwikkelen die leidt tot een tailormade model voor specifieke regio’s.’ In de dialoog is tot slot ook besproken dat de link met de verduurzaming van de gebouwde omgeving belangrijk is; wat gebeurt er verder in de wijk zelf? Wat betekent het voor draagvlak en acceptatie van windenergie als de opgewekte energie direct gebruikt wordt in de eigen wijk?

Aan de slag met bedrijven
De gemeente Den Helder wil in 2040 geheel energieneutraal zijn en een waterstofhub worden. Arja de Waal: ‘We willen regionale stakeholders die waterstofinitiatieven ontwikkelen met elkaar verbinden. Bedrijvenpark Kooypunt is centraal gelegen in de gemeente Den Helder. Daar zijn ondernemers gevestigd die hun diensten en producten nationaal en internationaal aanbieden. Ze hebben zicht georganiseerd in een ondernemersvereniging die zich onder andere als doel heeft gesteld zich hard te maken voor ontwikkelingen en verbeteringen, ook op het gebied van duurzaamheid ene energietransitie. Centrale vraag is nu hoe we tot een toekomstbestendige energievoorziening voor Bedrijventerrein Kooypunt kunnen komen. Dan spelen er allerlei technische kwesties, maar vooral ook vragen die te maken hebben met organisatorische samenwerking, risico’s, verantwoordelijkheden en de governance. Vraag is onder meer hoe je alle betrokken partijen meeneemt – ook de minder machtige. Wat betekenen opties als waterstof voor bewoners en bedrijven?’

Arja de Waal: ‘Dit alles vereist een integrale blik, zo bleek tijdens de Kennisdialoog. We moeten verschillende opgaven zien te verbinden. Dat er meerdere gemeenten met dit vraagstuk bezig zijn, geeft de kans om samen naar oplossingen te zoeken: leren van elkaar en met elkaar.’

Op zoek naar de win-win-mogelijkheden
Ook in de casus van de gemeente Delft staat samenwerking met bedrijven centraal, in dit geval met de Bedrijvenkring Schieoevers. Het gaat om een industrieterrein dat een gedeeltelijke woon-/werk-bestemming krijgt. Ronald Dijkgraaff: ‘De bedrijven zijn ambitieus en willen een koploper zijn in duurzaamheid en voorbeeld voor andere terreinen. Ze werken samen met de gemeente en het aanpalend gebied waar de TU Delft onderdeel van uitmaakt. Steeds meer bedrijven investeren in onder meer zonne-energie en laadpalen voor elektrische auto’s. Ook hebben zij de kansen en knelpunten op gebied van energie voor het gebied onderzocht. Er zijn onder andere gebouwen met een potentieel overschot aan duurzame elektriciteit uit zon en anderen met een tekort. Ook zien we pieken en dalen op de dag, in de week en door het jaar. Een toekomstig energiesysteem zou hier rekening mee moeten houden om een duurzaam gebied te ontwikkelen. Hoe ziet het toekomstig energievoorziening er uit, wat is er nodig? Wat kan de rol van de gemeente zijn en wat kan en mag er allemaal? Hoe ziet de business case van het slim schakelen en handelen eruit voor diverse partijen? Hoe organiseer je dat? Kan het wettelijk?’

Tijdens de bespreking van de casus Delft kwam aan de orde dat belangrijk is om met alle partijen te onderzoeken waar win-win-mogelijkheden liggen en hoe de gecreëerde waarde in het gebied kan blijven – en hoe ook de omliggende wijken kunnen meeprofiteren. In Delft wordt nu geen waterstof overwogen, zoals in Den Helder. (Bij waterstof is het wel van belang om te kijken naar wat bewoners die meedoen aan innovatieve technologie ervoor terugkrijgen. Hoe kunnen zij bijvoorbeeld worden ontzorgd?) Een vraag die mogelijk zowel voor Delft als Den Helder speelt is of het denkbaar is dat bewoners en werkenden in het gebied dezelfde mensen zijn. Welke potenties biedt dat voor het organiseren van een toekomstbestendig energiesysteem en het eigenaarschap ervan? Welk verschil maakt het profiel van de bedrijven, mede in relatie tot het profiel van de bewoners?

Hoe nu verder
In de wrap-up aan het einde van de Kennisdialoog gaf Joram Snijders van BZK aan dat er veel inhoudelijke vragen en expertise was gedeeld. ‘Dit is niet alleen van belang voor de Europese call, maar ook voor de nationale onderzoeksprogramma’s die er lopen.’ Hij kondigde aan dat er voor de Europese call nog een internationale matchmaking zal worden georganiseerd. ‘Hiervoor is het goed om de kennisvragen van Nederlandse gemeenten geclusterd beschikbaar te hebben.’

Voor het vervolg is Joram Snijders de contactpersoon: joram.snijders@minbzk.nl.

Handige links

PED/PEN-programma van JPI Urban Europe

ATELIER-project Amsterdam met Community of Practice

De kennisversnelling

Actuele NWO-call over energietransitie

Actuele NWO-call Innovaties voor wind- en zonne-energie

Gehouden presentaties
• Gemeente Arnhems (PDF)
• Gemeente Utrecht (PDF)
• Gemeente Den Helder (PDF)
• Gemeente Groningen (PDF)