Gepubliceerd op 17 februari 2020

Tweede Kennisdialoog VerDuS levert nieuwe kennisvragen voor duurzame verstedelijking op

Onderzoekers en beleidsmakers: verstedelijking, energie en mobiliteit meer verbinden

Hoe passen we duurzame verstedelijking, energietransitie en nieuwe vormen van mobiliteit ruimtelijk in elkaar? Hoe doen we dat met oog voor samenwerking op verschillende schaalniveaus en over de grenzen van de verschillende betrokken overheden heen? Hoe kunnen wetenschap en beleid hier met elkaar samenwerken en nu al van elkaar leren? En welke vragen lenen zich voor nieuw wetenschappelijk onderzoek? Deze vragen stonden centraal tijdens de VerDuS Kennisdialoog op 12 februari in Den Haag. Onderzoekers van het programma Smart Urban Regions of the Future (SURF) en beleidsmakers van vooral het Ministerie van BZK, maar ook enkele medewerkers van de andere twee VerDuS-ministieries: BZK en IenW. Opgaven uit de regio’s Utrecht, Noordzeekanaalgebied en de Zuidelijke Randstad leverden concrete casuïstiek om kennis en ideeën uit te wisselen.

Charlotte Moolenaar, dagvoorzitter, in gesprek met Emiel Reiding (directeur NOVI).

Emiel Reiding, directeur Nationale Omgevingsvisie (NOVI), heette in een gesprek met Charlotte Moolenaar (dagvoorzitter) iedereen welkom. ‘We zijn tot nu toe te weinig gericht geweest op de integratie van verstedelijking, energietransitie en de verduurzaming van de mobiliteit. Daar hebben we nieuwe kennis voor nodig en die levert VerDuS. Cruciaal op dit moment is de discussie over regie. Het Rijk keert gelegitimeerd terug aan tafel. Daar hoort bij dat we een idee hebben over wat we willen bereiken in Nederland. Daarover zijn we met elkaar in dialoog.’

Charlotte Moolenaar, tevens een van de ‘tigers’ (facilitatoren) die vandaag de dialoog ondersteunden, lichtte het programma verder toe en kondigde de start van de speeddates aan. Verspreid in de beschikbare ruimten zaten acht onderzoekers; in verschillende rondes van steeds tien minuten gingen ze in gesprek met steeds wisselende kleine groepjes beleidsmakers. ‘Dit was veel te kort,’ verzuchtte menige deelnemer. Maar wel goed dat we nu meer van elkaar weten en elkaar kunnen vinden, was de algehele stemming. Zo bleken de speeddates in feite teasers voor een nadere kennismaking.

Andy van den Dobbelsteen (TUD) was een van de onderzoekers die meededen aan de speeddates.

Vervolgens ging de groep uiteen in drie subgroepen. Elk had een eigen casus. Na anderhalf uur dialoog in de groepen werd centraal teruggekoppeld wat de belangrijkste gezamenlijke bevindingen waren.

Casus Regio Utrecht – casusindiener Peter Smit (U10)
Aanwezige onderzoekers: Geert Teisman (EUR) en Arjan van Timmeren (TUD)
Centraal stond het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en healthy urban living in relatie tot de grote verstedelijkingsopgave. Er moeten ook allerlei nieuwe combinaties gemaakt worden: circulaire landbouw, energietransitie, vernatting, woningen. De benadering van Ruimte voor de Rivier is een groot succes, omdat daar ruimte werd gegeven aan samenwerking en alternatieve oplossingen waarbij ruimtelijke kwaliteit centraal werd gesteld.
De belangrijkste bevindingen waren:

  • Durf te sturen op (het behoud van) ruimtelijke kwaliteit. Pas een overtreffende trap van uitnodigingsplanologie toe. Voed de processen continu met rekenen & tekenen. Probeer opdrachten niet vooraf teveel in te kaderen, maar laat er ruimte zijn (voor nieuwe combinaties, maar ook voor het proces en het handelen van de verschillende partijen).
  • Pak het ‘quadriple’ aan, dus met de vier grote partijen die je nodig hebt: bedrijven, experts, burgers en overheid (bestuur, politiek). Laat deze partijen gezamenlijk het kader aangeven. Geef participatie goed vorm.
  • Kies en benoem de urgentie. Zo loopt het OV in Utrecht helemaal vast door een gebrek aan investeringen. Er is zelfs een ‘sardientjesmotie’. Andere problemen zijn de huizenprijzen en de congestie op de wegen. Er is daarbij een stip (of desnoods een schot hagel) op de horizon nodig. Daarbij moet periodiek geborgd worden waar we staan (monitoring, maar niet om af te rekenen, maar om te voeden).

Casus Noordzeekanaalgebied – casusindiener Geert Haenen (provincie Noord-Holland)
Aanwezige onderzoekers: Ellen van Bueren (TUD), Stan Majoor (HvA) en Wilfried van Sark (UU)
Het gebied kent veel spanningen/uitdagingen: hoge woningdruk, industrie met milieuzones en verduurzamingsopgaven, transitie naar circulaire economie, oud elektriciteitsnet, behoefte aan meer energie-infrastructuur (elektriciteit, waterstof, warmte, CO2-afvoer), mobiliteitsdruk. De verschillende partijen in het gebied hebben niet dezelfde planning voor het maken van (investerings)beslissingen. De regionale omgeving is van belang, maar ook naar positie/relatie ten opzichte van andere havens in West-Europa. Wilfried van Sark wees er op dat het elektriciteitsnet sowieso aan vernieuwing toe is, dus kijk naar de kansen die dat met zich meebrengt. Bedenk dat je als grote energievrager aan de Noordzeekust zit met windenergie, denk over keuze voor waterstof, en denk aan de termijnen waar je mee te maken hebt. Ellen van Bueren constateerde dat er zowel bestuurlijke drukte als bestuurlijke leegte is het gebied, en dat er een behoefte is aan ‘regie over de regie’. Wat is het belang van de verschillende keuzes? Stan Majoor wees op het legitimatievraagstuk: Er zijn veranderingen nodig, maar keuzes kunnen ook pijn doen. Hoe ga je om met draagvlak? In de discussie werd onder meer stil gestaan bij de vraag: Wat zou een aanwijzing als NOVI-gebied hier kunnen helpen? Wat voegt dat toe? De belangrijkste uitkomsten waren:

  • Weg met win-win: keuzes maken doet nu eenmaal pijn, maar maak het scherp.
  • Maak collectieve systeemkeuzes, zet vergezichten neer.
  • Verander het gesprek; neem de NOVI-benadering (integraliteit, meerdere partijen) daarbij als inspiratie. Vernieuw de rol van het Rijk.

Casus Zuidelijke Randstad – casusindiener Hans Schouffoer (provincie Zuid-Holland)
Aanwezige onderzoekers: Andy van den Dobbelsteen (TUD) en Wendy Tan (WUR)
Er is vooral gesproken over de warmtetransitie en wat korter over de relatie met de verduurzaming van de mobiliteit. Dit leidde tot drie grote inzichten:

  • Zorg voor een financiering die tegelijkertijd toepassingen van lagetemperatuurverwarming in nieuwbouw mogelijk maakt, als de situatie in de bestaande bouw optimaliseert. Dit kan door een fonds te maken door belasting te heffen op warmtelozing (wat nu nog gratis kan!) en een systeem van value capturing (dan wel tax increment financing) in te zetten.
  •  Zorg dat je aansluit bij maatschappelijk draagvlak en verbreed dit. Dit kan door de bottom-up vraag te volgen: veel mensen willen – net als bij elektriciteit – wel weten waar hun warmte vandaan komt en vinden het fijn als dat bijvoorbeeld een lokale bron kan zijn. Als er een soort ‘internet of heat’ ontstaat, kunnen burgers/consumenten zelf keuzes maken en ontstaat er een nieuwe markt.
  • Laat (elektrische) mobiliteit ook meer een zaak worden van energiebedrijven. Accu’s fungeren als een serie batterijen voor de buurt. De sectoren energie en mobiliteit moeten
    meer in elkaar gaan overvloeien.

Voor MinBZK leidde dit tot drie grote nieuwe kennisvragen:

  1. Welke nieuwe verstedelijkingsconcepten zijn denkbaar als de energietransitie meer centraal komt te staan?
  2. Welke nieuwe vormen van financiering voor de warmtetransitie in nieuwbouw en bestaande bouw kunnen worden ontwikkeld?
  3. Hoe kunnen de markten/sectoren van energie en mobiliteit dichter bij elkaar worden gebracht?

De casusinbrengers gaven aan veel aan de dialogen in de subgroepen gehad te hebben. Tijdens de borrel werden de gesprekken verder voortgezet en is gezinspeeld op vervolgontmoetingen van deze soort.